Advent

Advent is de tijd van verwachting. We staan open voor wat er uit de hemel, uit de goddelijke wereld tot ons komt. Vier zondagen voor kerst begint de adventstijd. Meestal valt de eerste adventszondag op de laatste zondag van november. Terwijl het buiten al vroeg donker is, wordt het in de huiskamer iedere week lichter, naarmate er één, twee, drie of vier kaarsjes van de adventskrans branden. We keren in onszelf en kunnen ons afvragen welke innerlijke beweging we kunnen maken om het kerstkind, licht en liefde, te ontvangen? Hoe kunnen we de ander tegemoet treden? Misschien lukt het om je eigen vlammetje en dat van de ander te laten oplichten. Dan kan een intense vrede ontstaan, een vrede waarin iedereen zichzelf kan zijn in zijn diepste wezen.

De vier zondagen van advent zijn verbonden met verschillende werelden. Zo is de eerste advent verbonden met de mineralen; stenen en schelpen, de tweede advent met het plantenrijk, de derde advent met het dierenrijk en ten slotte de vierde advent met de mens. 

Elke ochtend steken wij op de groep de kaarsjes aan van onze adventskrans en zo komt er elke week een kaarsje bij. De weken vanaf advent tot kerstmis bouwen we het kerststalletje  steeds verder op waarbij de kinderen zien dat Jozef en Maria op weg gaan met de ezel en uiteindelijk bij het stalletje aankomen terwijl kindje Jezus bij de engelen wacht. We vertellen het verhaal over de herders en het lammetje dat ‘zoek is geraakt’. Tijdens het kerstfeest vertellen we het verhaal van de herders die de engelen horen zingen dat Jezus geboren is waarbij een herder met het lammetje op bezoek gaat bij kindje Jezus. De kinderen maken muziek met de belletjes voor het kindje en kijken in de kribbe. Daarna krijgen ze onze zelf getrokken kaarsjes mee naar huis om thuis tijdens het kerstfeest te laten branden.