Verhaaltjes Lente

Het wordt lente

Een verhaaltje aan het begin van de lente.

Er was eens een muisje, dat heerlijk in zijn holletje lag te slapen. Plotseling werd hij wakker, wat was het ineens licht buiten. Hij keek om een hoekje van zijn holletje en daar zag hij aan de blauwe hemel de stralende zon, die allemaal zonnestraaltjes over de aarde zond. Het muisje liep zijn holletje uit en keek in het rond. Oh, wat was dat lekker in het zonnetje, dacht het muisje en het ging het bos in op zoek naar vriendjes om mee te spelen. Maar opeens bleef hij stokstijf stil staan. Hij voelde iets tikken onder aan zijn voetjes en van schrik rende hij terug naar zijn holletje. Angstig bleef hij bij de opening staan. Had hij echt iets gevoeld of niet? Na een poosje liep hij voorzichtig weer een stukje het bos in op zoek naar vriendjes. Eerst voelde hij niets, maar opeens bleef hij weer stokstijf stil staan.  Hij voelde echt iets tikken tegen zijn voetjes en van schrik durfde hij zich niet meer te bewegen.

Daar kwam een slakje aan gegleden dat vroeg “Hè, wat doe jij daar?”. Ik voel iets tikken tegen mijn voetjes, voel jij ook iets?” zei het muisje. “Nee, ik voel helemaal niets” zei het slakje. Maar ineens voelde de slak iets duwen tegen zijn buikje en ging van schrik naast het muisje staan.

Daar kwam een dikke spin aan wandelen die vroeg “Hè, wat doen jullie daar?”. Het slakje zei het muisje voelt iets tikken tegen zijn voetjes en ik voel iets duwen tegen mijn buikje, voel jij ook iets?”  “Nee, ik voel helemaal niets” zei de spin. Maar ineens voelde ze iets kriebelen onder haar pootjes en van schrik ging ze naast het slakje staan.

Daar kwam een haasje aangehuppeld dat vroeg: “Hè, wat doen jullie daar?”. Het spinnetje zei “het muisje voelt iets tikken tegen zijn voetjes, het slakje voelt iets duwen tegen zijn buikje en ik voel iets kriebelen aan mijn pootjes, voel jij ook iets?”  “Nee, ik voel helemaal niets” zei het haasje. Maar ineens voelde hij iets stoten tegen zijn staartje en van schrik ging hij naast het spinnetje staan.

Daar kwam een kaboutertje aangelopen die vroeg “Hè, wat doen jullie daar?”. Het haasje zei “het muisje voelt iets tikken tegen zijn voetjes, het slakje voelt iets duwen tegen zijn buikje, het spinnetje voelt iets kriebelen aan zijn pootjes en ik voel iets stoten tegen mijn staartje, voel jij ook iets?”

Het kaboutertje keek eens om zich heen en voelde aan de grond. Opeens begon hij te lachen en zei “Het wordt Lente! En in de lente komen alle groene puntjes naar boven en die duwen de aarde weg.

Het muisje ging een beetje opzij. Het slakje gleed een stukje verder. Het spinnetje liep met alle acht zijn pootjes een stukje naar voren. Het haasje deed een grote sprong. En toen ze keken naar de plek waar ze gestaan hadden, ach ja, daar kwamen allemaal groene puntjes uit de aarde.

“Het wordt lente!” riepen ze blij. Ze speelden nog de hele lange dag in het bos en leefden nog lang en gelukkig!

Hoor ik bij jou?

Een verhaaltje voor in de lente.

Er was eens een musje dat samen met zijn vader en moeder in een nestje in de klimop woonde. De hele dag vlogen zijn vader en moeder af en aan om hem eten te brengen. Het musje groeide flink. Zijn vleugeltjes begonnen ook te groeien en hij oefende elke dag. Zijn moeder gaf hem vliegles en ze zei:”Ga maar op de rand van het nest zitten en klapper met je vleugels. Je kopje moet je omhoog houden. Dan maak je een sprongetje in de lucht en probeer je naar de muur te vliegen. Dat is voldoende voor de eerste keer”.

Het musje ging op de rand van zijn nest zitten, deed zijn kopje omhoog, maakte een sprongetje in de lucht en deed zijn vleugels op en neer. En…hij vloog!

Hij vond het geweldig om te vliegen en toen hij bij de muur was dacht hij “Ik kan nog wel wat verder vliegen, het gaat zo goed!” Hij vloog over de muur heen, toen over de heg en over de rivier. Vliegen was heerlijk! Maar na een poosje werd hij toch wel wat moe. Zijn vleugels wilden niet meer zo goed op en neer. Hij moest een plekje zoeken om uit te rusten, maar waar? In een nest natuurlijk. Hij keek om zich heen en zag in de boom een groot nest van takken. Hij vloog erheen. Op het nest zat een grote zwarte kraai en het musje vroeg: “Mag ik op de rand van je nest even uitrusten?” “Kun je kra, kra, kra zeggen?” vroeg de kraai. “Ik kan alleen maat sjiep, sjiep zeggen”zei het musje. “Dan mag je er niet in, dan hoor je niet bij mij!” zei de kraai.

Het musje vloog weer verder. Daar zag hij in een struik weer een nest. Hij vloog erheen en op de rand van het nest ging hij zitten. Hè, hè wat was hij moe. Op het nest zat een duif en het musje vroeg: “Mag ik op de rand van je nest even uitrusten?”

“Kun je roekoe, roekoe zeggen?”vroeg de duif. “Ik kan alleen maar sjiep, sjiep zeggen”zei het musje. “Dan mag je er niet in, dan hoor je niet bij mij!”zei de duif. Weer moest het musje verder vliegen. Daar zag hij een groot gat in een boom. Dar kon hij wel even uitrusten.

Hij vloog er heen en keek naar binnen en zag een uil zitten. Hij vroeg: “Mag ik misschien even op de rand van je nest uitrusten?”. ”Kun je oehoe, oehoe, zeggen?” vroeg de uil. “Ik kan alleen maar sjiep, sjiep zeggen”zei het musje. “Dan mag je er niet in, dan hoor je niet bij mij”. Zei de uil. Het musje vloog weer verder. Hij kon niet meer zo hoog vliegen, maar gelukkig zag hij op de grond bij het water weer een nest.

Hij hupte er naar toe en zag een eend zitten op het nest. Hij vroeg: “Mag ik op de rand van je nest even uitrusten?” “Kun je kwaak kwaak kwaak zeggen?”vroeg de eend. “Ik kan alleen maar sjiep, sjiep zeggen” zei het musje. “Dan mag je er niet in, dan hoor je niet bij mij!” zei de eend. Het musje was zo moe geworden dat hij niet meer kon vliegen.

Het werd al donker en hij hupte een beetje in het rond. Daar zag hij een grote vogel zitten en hij vroeg: Hoor ik soms bij jou? Ik kan alleen sjiep, sjiep zeggen”. “Natuurlijk hoor je bij mij, ik ben toch je moeder. Waar was je toch, ik heb de hele dag naar je gezocht. Ga maar gauw op mijn rug zitten, dan breng ik je naar huis.” Het musje kroop op de rug van zijn moeder en hoog door de lucht bracht zij hem weer naar het nestje tussen de klimop. Daar kroop het musje onder de vleugels van zijn moeder en viel in slaap. En ze leefde nog lang en gelukkig!

Tafelspel: Vogeltje op een nest; Moedervogel; Verschillende nesten met vogels: Kraai; Duif; Uil; Eend. Landschap van groene doeken met rivier van een blauwe doek. Muurtje of hek (evt. aanpassen in verhaal). Tak in een stukje klei als boom voor het kraaien en duivennest; boomstronk met een gat voor het uilen nest. Rieten nest op de grond bij de rivier voor de eend.