De vriendjes
Een winters verhaaltje.
Het sneeuwt en het sneeuw en het sneeuwt, en de velden zijn helemaal wit. Het konijntje heeft niets meer te eten. Voorzichtig loopt hij uit zijn holletje. “Brrr wat is het koud!” Het konijntje wil iets gaan zoeken wat hij kan eten. Hij snuffelt een beetje door de sneeuw en graaft wat met zijn pootjes. Ha, daar vindt hij iets! Weet je wat? Twee dikke winterwortels, die lagen verscholen onder de sneeuw. Eentje eet hij op, hap, hap, hap. Nu heeft hij geen honger meer. Het konijntje denkt: “Het is zo koud, en het sneeuwt zo hard, misschien heeft mijn vriendje, het paardje, wel honger. Ik zal hem de tweede wortel brengen”. Hij gaat naar het stalletje en klopt aan. Klop, klop, klop! Hij doet het deurtje open. Ach, het paardje is er niet. Voorzichtig legt hij de wortel neer en vlug gaat hij naar zijn holletje terug.
In de koude natte sneeuw zoekt het paardje iets wat hij kan eten. Hij snuffelt een beetje door de sneeuw en graaft wat met zijn hoeven. Ha, daar vindt hij iets! Weet je wat? Een grote dikke knol, die lag verscholen onder de sneeuw. Hij eet de knol helemaal op, hap, hap hap. Nu heeft hij geen honger meer en vlug gaat hij naar zijn stalletje terug. Maar wat ligt daar? Een dikke winterwortel. “Wie heeft die nu gebracht? Dat moet mijn vriendje het konijntje zijn, want ik zie zijn sporen in de sneeuw”. Het paardje denkt: “Het is zo koud en het sneeuwt zo hard misschien heeft mijn vriendje, het schaap, wel honger. Ik zal haar de wortel brengen”. Hij gaat naar haar stalletje en klopt aan. Klop, klop, klop! Hij doet het deurtje open. Ach, het schaapje is er niet! Voorzichtig legt hij de wortel neer en vlug gaat hij naar zijn stalletje terug.
In de koude natte sneeuw zoekt het schaapje iets dat zij kan eten. Ze snuffelt een beetje door de sneeuw en graaft wat met haar pootjes. Ha, daar vindt zij iets! Weet je wat? Een mooie rode kool die lag verscholen onder de sneeuw. Zij eet de kool helemaal op, blad voor blad. Hap, hap, hap! Nu heeft zij geen honger meer en vlug gaat ze naar haar stalletje terug. Maar wat ligt daar? Een dikke winterwortel, “Wie heeft die nu gebracht? Dat moet mijn vriendje het paardje zijn geweest, want ik zie zijn hoeven in de sneeuw”. Het schaapje denkt: ‘Het is zo koud en het sneeuwt zo hard, misschien heeft mijn vriendje, het hertje, wel honger. Ik zal hem de wortel brengen’. Ze gaat naar zijn stalletje en klopt aan. Klop, klop, klop! Ze doet het deurtje open. Ach, het hertje is er niet! Voorzichtig legt zij de wortel neer en vlug gaat ze naar haar stalletje terug.
In de koude natten sneeuw zoekt het hertje iets wat het kan eten. Hij snuffelt een beetje door de sneeuw en graaft wat met zijn pootjes. Ha, daar vindt hij iets! Weet je wat? Een klein bosje bevroren gras! Hij eet het gras helemaal op, hap, hap hap. Nu heeft hij geen honger meer en vlug gaat hij naar zijn stalletje terug. Maar wat ligt daar? Een dikke winterwortel, “Wie heeft die nu gebracht? Dat moet mijn vriendje het schaapje zijn geweest want ik zie een plukje wol van haar liggen. Het hertje denkt: “Het is zo koud en het sneeuwt zo hard, misschien heeft mijn vriendje, het konijntje, wel honger. Ik zal hem de wortel brengen”. Het springt over het veld naar het holletje van het konijntje. Ach, het konijntje ligt te slapen. Voorzichtig legt hij de wortel neer. Dan wordt het konijntje wakker en het hertje zegt: “Het is zo koud en het sneeuwt zo hard, je hebt misschien geen eten? Daarom breng ik je deze wortel!”
En zo kwam de wortel:
Van het konijntje bij het paardje,
Van het paardje bij het schaapje,
Van het schaapje bij het hertje,
En van het hertje weer bij het konijntje terug.
Als dat geen goede vriendjes zijn?!
Dat zijn echte goede vriendjes!!